maandag 20 september 2010

I love song

Wat gebeurt er in Japan op muziekgebied, vroeg een vriend me laatst. Weinig, is het antwoord. J-pop is als jaren-80-muziek maar dan minder pakkend, of als r&b maar dan minder prikkelend. Denk aan ‘Summer Of ’69’ zonder het gitaarrifje en de rauwe rasp van Bryan Adams. Of aan ‘Crazy In Love’ zonder het blazerssampletje en de stuiterende stem van Beyoncé. J-pop heeft geen kop en geen staart. Het waait op en verstuift.

Des te groter was mijn vreugde toen het spotje van Sony Sonpo voorbij kwam. Sonpo is de verzekeringstak van Sony (datzelfde Sony, inderdaad) en in het reclamefilmpje prijst het bedrijf zijn autoverzekeringen aan. Het is een fantastisch filmpje – het enige op de Japanse tv dat ik helemaal uitkijk. Zelf heb ik geen auto, maar als ik het spotje nog één keer zie koop ik er morgen eentje, verzeker ik hem bij Sony en zet ik het op een rijden.

Dat komt door de beelden, maar vooral door de muziek. Ook daar heeft Sony blijkbaar verstand van. We zien een dartel meisje achter het stuur van haar Fiat en een aanstaande vader in zijn Volvo. Soms zit het ze mee en soms zit het ze tegen – een versleten verhaal, maar verleidelijk gefilmd. Ze sjezen over pieken en door dalen, begeleid door een liedje dat klinkt als een klassieker die je potverdorie nooit eerder was opgevallen.

Het liedje begint als het starten van een motor: eerst ingehouden, daarna hoopvol ronkend en dan – pats! – de vonk erin. De zanger steekt meteen van wal met een stem zo monter als de zon door een open dak. Gitaristenhanden raggen rechtdoorzee over elektrische snaren, verder en verder de blauwe hemel in, en voor we het weten – op nog geen halve minuut na vertrek – zitten we mee te trommelen op het stuur. De stem en de snaren zuigen ons een refreintje in dat we al na één keer zouden kunnen meezingen als de zanger in het Engels had gezongen en niet in het Japans.

En dan moet de grootste lol van het plezierritje nog komen. Ik zie mezelf van Amsterdam naar Utrecht een omweg nemen, bij Nieuwersluis de Vecht oversteken en langs het water, dat hoog stroomt en oogverblindend glinstert, met de ramen open de rust verstoren als op de tweeënveertigste seconde een orgeltje inzet waarop tieners in de jaren zestig wild met de handen zouden zwaaien, de tanden bloot en de hoofden wiegend. ‘Woe!’, juichen ze de pauze in het orgeltje vol. ‘Ah!’, jubelen ze hoger en hoger, dichter en dichter bij de zon.

Zo wervelt het liedje voort in een bende van bekkens, stemmen, koortjes en gitaren, tot het zomaar ineens tot stilstand komt. Nog één roffel, een laatste wiek over de snaren en het zit er op. ‘Okaeri’, zegt de aanstaande moeder. ‘Welkom thuis.’ Er staat amper anderhalve minuut op de teller, maar het is goed zo. Wat kort en hevig is, doet snakken naar meer. We zijn verslaafd geraakt aan het liedje van de Sony Sonpo-commercial.

Dat wil zeggen, wij inwoners van Japan. Want of het liedje ook in Nederland werkt, betwijfel ik. Daarvoor is het waarschijnlijk te exotisch. Ga vanuit Nederland in oostelijke richting één of twee grenzen over en elk liedje dat je hoort klinkt als een inzending voor het Songfestival. Voor dit liedje mag je acht keer de grens over, dus dan weet je het wel.

Het zit er dik in dat ik dit plaatje alleen leuk vind omdat ik in het land woon waar het vandaan komt. Omdat ik het refrein al een beetje kan meezingen. Omdat ik meisjes ken als het meisje in haar Fiat en vaders als de vader in zijn Volvo. En omdat ik er niet meer van opkijk dat een liedje (volgens de regels van het Japans-Engels) ‘And I Love Car’ heet in plaats van ‘And I Love Cars’ of voor mijn part ‘And I Love My Car’.

In dit land, waar veel popmuziek pakt noch prikkelt, is Okuda Tamio’s ode aan de auto een heldere hemel na een dag vol donderslagen. Ik moet het mijn vriend eens laten horen.

VIDEO: HET MEEST AANSTEKELIJKE LIEDJE VAN JAPAN.

0 Reactie(s):

Geef je reactie

<< Home