zondag 7 februari 2010

Voorbode

Tegenover het keizerlijk paleis van Kyoto, op het bordes van de Rozanji-tempel, drukte een man zijn zwaard op de rechterschouder van een vrouw. De vrouw droeg een winterjas, de man een duivelspak. Hij had zelfs een masker over zijn hoofd getrokken, met een boos gezicht, horens van goud en haar dat op stro leek. Een eindje boven het haar hing een lampion. Fudo-myo-o, stond er op. Twee monniken zongen een monotoon gebed. De man in het duivelspak tilde zijn zwaard over het hoofd van de vrouw en hij duwde het nu op haar linkerschouder. Het was geen misselijke duw; de vrouw helde naar links onder het gewicht. Daarna zette de man de hand met het zwaard op zijn knie. Het wees naar de hemel. De man in het duivelspak knikte en de vrouw boog terug. Toen ze zich omdraaide zag ik haar gezicht. De vrouw keek verlegen – misschien omdat we met zo veel waren – en tegelijk keek ze opgelucht. De lampion wiegde nog op de winterwind, die dag, maar volgens de maankalender kwam de lente eraan.

MEER DAN DUIZEND WOORDEN: DE ROZANJI-TEMPEL, DEZE WEEK.

0 Reactie(s):

Geef je reactie

<< Home