Schoonheid
Door Kyoto stroomt van noord naar zuid de Kamo-rivier. Mooi ding. Iets ten westen ervan loopt parallel de Kawaramachi-weg. Minder mooi. Veel winkels, drommen mensen, rijen auto’s. Ga je vanaf die weg weer iets verder naar links, dan stuit je op een klein straatje. Ook dat loopt van noord naar zuid, maar het is alleen bestemd voor voetgangers. En vanmiddag loop ik erdoorheen: de cd-winkel uit en richting die ene supermarkt waar ze hazelnootpasta verkopen. Lekker.
Hoe het straatje heet, dat weet ik niet. Maar er is niks mis mee, dat weet ik wel. Sterker nog, ik vind het een heel fijn straatje. Minder druk dan die Kawaramachi-weg, en wat meer is: je ziet er nog eens wat.
Dat begint al bij de cd-winkel. Ga je daar de roltrap af en langs Seattle’s Best Coffee naar buiten (altijd even snuiven), dan wandel je zo tegen een kleine stadstempel aan. Echt, als je te hard loopt, struikel je er naar binnen. Hoge muur met wit pleister, houten poort met sierlijk dak en uitzicht op een tuin en rijstpapieren schuifpanelen. Prachtig doorkijkje; als het niet zo verdomde koud was ’s nachts, mocht je me ervoor wakker maken. Ik wil maar zeggen, het is niet voor niks dat ik in Japan woon.
Afijn, daar loop ik dus. Vóór die tempel linksaf het straatje in, langs die hele lange muur en op de volgende tempel af. Want het stikt ervan, daar in dat straatje; als de cd-winkel er niet zat, en de gokhal een eindje verderop, en het schoenenzaakje en de giftshop, dan stonden er alleen maar tempels.
Ik stop tegenover de ingang. De muren zijn lichtgrijs dit keer, de deuren van hout. En ze staan nog open ook, ik kijk zo de tuin in. Een spar zie ik, of een den, wie zal het zeggen – de naalden zo geknipt, het lijken wel wolken. Rond de wolkenboom staan andere struiken, verschillend van hoogte en ook gesnoeid met veel geduld. Tussen al het groen door loopt een pad, recht vanaf de deuren naar een trap met houten treden, vier of vijf. Boven de trap een veranda en schuifpanelen van hout en rijstpapier. Overal rechte lijnen, alles is stil. Een lust voor het oog is het, niks minder. En middenin de stad.
Dan loopt ze door mijn beeld. Haar Japanse haar is bruin geverfd, ze heeft haar ogen stevig opgemaakt – veel te stevig, maar ze mogen er wezen, eerlijk is eerlijk. Aan haar schouder hangt een tas van Louis Vuitton, aan haar arm eentje van Takashimaya. Maar waar het om gaat, dat is haar rokje. Veel om het lijf heeft het niet. Net onder de tas, vlak onder de heupen, houdt het witte ding al op. Haar benen zijn bloot en ze draagt hoge laarzen. Daarop stapt ze langs, van links naar rechts, voorbij de tuin met de spar, of de den, de struiken, het hout, het rijstpapier, de rechte lijnen en de stilte.
Mijn ogen glijden heen en weer, van de tuin tussen de houten deuren naar de Japanse met haar benen en dan weer naar de tuin. Ze kunnen niet kiezen waaraan ze moeten blijven haken. Nou hoeft dat natuurlijk ook niet, want allebei is het mijn Japan. Alleen is de eenvoud van mijn mannenbrein altijd weer even schrikken.
Hoe het straatje heet, dat weet ik niet. Maar er is niks mis mee, dat weet ik wel. Sterker nog, ik vind het een heel fijn straatje. Minder druk dan die Kawaramachi-weg, en wat meer is: je ziet er nog eens wat.
Dat begint al bij de cd-winkel. Ga je daar de roltrap af en langs Seattle’s Best Coffee naar buiten (altijd even snuiven), dan wandel je zo tegen een kleine stadstempel aan. Echt, als je te hard loopt, struikel je er naar binnen. Hoge muur met wit pleister, houten poort met sierlijk dak en uitzicht op een tuin en rijstpapieren schuifpanelen. Prachtig doorkijkje; als het niet zo verdomde koud was ’s nachts, mocht je me ervoor wakker maken. Ik wil maar zeggen, het is niet voor niks dat ik in Japan woon.
Afijn, daar loop ik dus. Vóór die tempel linksaf het straatje in, langs die hele lange muur en op de volgende tempel af. Want het stikt ervan, daar in dat straatje; als de cd-winkel er niet zat, en de gokhal een eindje verderop, en het schoenenzaakje en de giftshop, dan stonden er alleen maar tempels.
Ik stop tegenover de ingang. De muren zijn lichtgrijs dit keer, de deuren van hout. En ze staan nog open ook, ik kijk zo de tuin in. Een spar zie ik, of een den, wie zal het zeggen – de naalden zo geknipt, het lijken wel wolken. Rond de wolkenboom staan andere struiken, verschillend van hoogte en ook gesnoeid met veel geduld. Tussen al het groen door loopt een pad, recht vanaf de deuren naar een trap met houten treden, vier of vijf. Boven de trap een veranda en schuifpanelen van hout en rijstpapier. Overal rechte lijnen, alles is stil. Een lust voor het oog is het, niks minder. En middenin de stad.
Dan loopt ze door mijn beeld. Haar Japanse haar is bruin geverfd, ze heeft haar ogen stevig opgemaakt – veel te stevig, maar ze mogen er wezen, eerlijk is eerlijk. Aan haar schouder hangt een tas van Louis Vuitton, aan haar arm eentje van Takashimaya. Maar waar het om gaat, dat is haar rokje. Veel om het lijf heeft het niet. Net onder de tas, vlak onder de heupen, houdt het witte ding al op. Haar benen zijn bloot en ze draagt hoge laarzen. Daarop stapt ze langs, van links naar rechts, voorbij de tuin met de spar, of de den, de struiken, het hout, het rijstpapier, de rechte lijnen en de stilte.
Mijn ogen glijden heen en weer, van de tuin tussen de houten deuren naar de Japanse met haar benen en dan weer naar de tuin. Ze kunnen niet kiezen waaraan ze moeten blijven haken. Nou hoeft dat natuurlijk ook niet, want allebei is het mijn Japan. Alleen is de eenvoud van mijn mannenbrein altijd weer even schrikken.
1 Reactie(s):
Een juweeltje!
Geef je reactie
<< Home