vrijdag 20 januari 2006

Topdrukte

Ik ben niet de enige. Het is woensdagavond tien voor negen en op metrostation Hommachi in Osaka wacht ik vooraan in een lange rij kantoorlui. Sararimen, noemen ze die hier: salarymen. Ze steken allemaal in hetzelfde donkerblauw of zwart, met stevige stappers en overjassen tegen de kou. Sommigen komen net van kantoor, de meesten uit een tentje waar de tap goed heeft opengestaan. Daar is de metro. De deuren schuiven open, precies voor me. De wagen blijkt afgeladen met nog meer donkere pakken. Maar voor de deuren passen nog wel twee of drie anderen. Ik stap in en vraag me af waar de rest van de rij zal gaan staan. Dat wordt snel duidelijk. Ik sta nog niet op mijn plek of een reuzenhand duwt me de menigte in, centimeter voor centimeter dieper. Ik ben weer in de arena van Ahoy’ bij dat concert van Smashing Pumpkins, toen ik nog niet wist wat pogoën was. Er zit een elleboog in mijn rug, ik hang op mijn linkerbeen, de tas aan mijn hand zit voor het kruis van de man naast me. De airconditioner blaast warme lucht in mijn gezicht en ik probeer mijn lenzen vochtig te knipperen. De metro ruikt naar alcohol, overal zie ik donkerblauwe stof, brillen en zwart haar. En ik lach. Ik lach een brede glimlach. Ik ben een Nederlandertje en ik forens door Japan.

0 Reactie(s):

Geef je reactie

<< Home